Billijke vergoeding toegewezen na niet nagekomen twijfelachtige toezegging verlenging arbeidsovereenkomst 

3 juli 2025

Verzoeker was sinds 1 januari 2024 in dienst bij Venture Group B.V. als Senior Jurist op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (12 maanden). In de aanstellingsbrief stond dat bij goed functioneren en goede vooruitzichten het contract zou worden omgezet naar onbepaalde tijd. Op 4 september 2024 vond een voortgangsgesprek plaats, waarin de directeur aangaf positief te zijn over verlenging, maar ook twijfels had over het functioneren van verzoeker. Begin oktober zou uitsluitsel volgen. De verzoeker heeft het voortgangsgesprek heimelijk opgenomen. Op 28 oktober 2024 werd verzoeker meegedeeld dat zijn contract niet werd verlengd. Op 14 november 2024 werd het einde van het dienstverband per 1 januari 2025 aangezegd. Verzoeker heeft op 11 januari 2025 een mail gestuurd naar twee medewerkers van de HR-afdeling van Venture Group. In deze mail kondigt de verzoeker onder meer aan dat hij een procedure zal starten bij de rechtbank als Venture Group de transitievergoeding niet betaalt en dat hij zich zal wenden tot het College van de Rechten van de Mens ter controle op ongeoorloofde indirecte leeftijdsdiscriminatie. Verzoeker vorderde bij de kantonrechter een billijke vergoeding wegens het niet nakomen van de toezegging tot verlenging.

Verzoeker stelde dat Venture Group hem een aanbod tot verlenging had gedaan, dat hij had aanvaard. Venture Group betwistte dat sprake was van een toezegging.

De kantonrechter beoordeelt of sprake is van een bindende toezegging aan de hand van de wilsvertrouwensleer (art. 3:33 en 3:35 BW). Met andere woorden: hoe mocht de verzoeker de woorden van de directeur tijdens het voortgangsgesprek en erna redelijkerwijze opvatten? Uit het gesprek van 4 september 2024 en het gespreksverslag blijkt dat verzoeker de uitlatingen van de directeur redelijkerwijs mocht opvatten als een toezegging tot verlenging van het dienstverband. Venture Group had duidelijk moeten zijn als verlenging niet zeker was. Door de toezegging niet na te komen, heeft Venture Group ernstig verwijtbaar gehandeld.

De rechter acht aannemelijk dat bij nakoming van de toezegging het contract slechts met twee maanden zou zijn verlengd, gelet op de twijfels over het functioneren van verzoeker. De inkomensschade over deze periode, verminderd met de ontvangen WW-uitkering, vormt de basis voor de vergoeding. De vergoeding wordt gematigd tot €2.174,10 bruto (50% van het berekende bedrag), mede omdat het handelen van Venture Group niet tot de buitencategorie ernstig verwijtbaar behoort en verzoeker zich ook niet geheel correct heeft gedragen (heimelijk opnemen gesprekken, dreigende e-mail aan HR).

Venture Group wordt veroordeeld tot betaling van €2.174,10 bruto aan verzoeker, te vermeerderen met wettelijke rente, een deel van de buitengerechtelijke incassokosten (€326,12) en de proceskosten (€1.681,00).