Eerste ‘grote wetsvoorstel’ arbeidsmarktpakket: Meer zekerheid flexwerkers

3 juni 2025

Op maandag 19 mei 2025 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het eerste grote wetsvoorstel uit het arbeidsmarktpakket aangeboden aan de Tweede Kamer: het Wetsvoorstel meer zekerheid flexwerkers (36749). Dit voorstel maakt deel uit van een bredere hervorming van de Nederlandse arbeidsmarkt, gericht op het versterken van de rechtspositie van werknemers en het vergroten van de wendbaarheid van ondernemers.

Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen door zowel de Tweede als de Eerste Kamer, treedt de wet naar verwachting op 1 januari 2027 in werking. De wet biedt flexwerkers meer zekerheid en bevat maatregelen op drie onderdelen van het flexibele arbeidsrecht: oproepovereenkomsten, tijdelijke arbeidsovereenkomsten en uitzendovereenkomsten.

Oproepovereenkomst

Nulurencontracten worden afgeschaft. De huidige min-maxcontracten worden vervangen door bandbreedtecontracten, waarbij de variatie in arbeidsomvang beperkt is tot maximaal 30%.

Er geldt een minimum aantal gegarandeerde uren die altijd uitbetaald moeten worden, ongeacht of er daadwerkelijk is gewerkt. Uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting is hierbij niet langer toegestaan. De overige, zogenaamde beschikbare uren zijn de uren waarop de werknemer verplicht beschikbaar moet zijn voor oproep en inroostering.

Nulurencontracten blijven onder voorwaarden toegestaan voor minderjarigen, scholieren en studenten.

Ketenregeling

De tussenpoos die nodig is om een nieuwe keten van tijdelijke contracten te starten, wordt verlengd van zes maanden naar zestig maanden (vijf jaar). Dit betekent dat tijdelijke contracten die elkaar opvolgen binnen vijf jaar blijven meetellen voor de keten.

De mogelijkheid om bij cao’s af te wijken van de ketenbepaling, wat betreft het aantal en de duur van contracten, komt te vervallen. Uitzonderingen blijven mogelijk voor studenten en scholieren, en terugkerend tijdelijk werk, zoals seizoensarbeid.

Uitzendovereenkomst

De maximale duur van tijdelijke uitzendcontracten wordt beperkt tot drie jaar. De uitzendfasen worden daarbij aangepast.

Fase A, waarin de ketenregeling nog niet geldt, wordt verkort van 78 naar 52 weken. In Fase B geldt voortaan dat een uitzendkracht maximaal zes contracten mag aangaan in een periode van twee jaar (in plaats van vier jaar). Na drie jaar ontstaat recht op een vast contract bij het uitzendbureau.

Uitzendkrachten krijgen voortaan niet alleen recht op gelijke beloning, maar ook op andere arbeidsvoorwaarden die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van werknemers in vaste dienst bij de inlenende organisatie.