Wijziging van het speelveld in civiele procedures door nieuw bewijsrecht?

27 maart 2025

In onze (internationale) procespraktijk geven wij cliënten strategisch advies over het verloop van civiele procedures en de aansluiting daarvan op andere (complexe) procedures die worden gevoerd, al dan niet in andere landen. In sommige gevallen wijzen wij daarbij op verschillen tussen het Nederlandse (proces)recht en bijvoorbeeld Angelsaksisch regels. Op 1 januari 2025 is de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht in werking getreden en zijn die verschillen mogelijk kleiner geworden.

Het bewijsrecht legt vast wanneer en op welke wijze partijen in een civiele procedure bewijs kunnen –  of moeten – aanleveren voor hun gestelde feiten. De wijziging van het bewijsrecht zou de mogelijkheden voor het verzamelen van bewijsmateriaal in de fase voorafgaand en tijdens de civiele procedure moeten versimpelen en verbeteren. Waar het Nederlandse bewijsrecht traditioneel verschilde van het Angelsaksische systeem, brengt de nieuwe wet veranderingen die doen denken aan de Angelsaksische procesregels, die in een vroeg stadium voorzien in een bredere en actievere uitwisseling van potentieel bewijs.

Rol van de rechter

De Nederlandse rechter is van oudsher ‘lijdelijk’. Dat betekent dat hij of zij alleen beslist over de geschilpunten die de partijen zelf naar voren brengen en in het algemeen een meer afwachtende houding aanneemt. Met het nieuwe bewijsrecht wordt de huidige praktijk bevestigd, waarin de lijdelijkheid behoorlijk lijkt te zijn afgenomen. De rechter krijgt een actievere rol toebedeeld, en mag met partijen ambtshalve de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer bespreken (artikel 24 lid 2 Rv-nieuw). Deze bevoegdheid strekt tot het bevorderen van de waarheidsvinding in de procedure. Voortbordurend op de ontwikkeling in de afgelopen jaren krijgt de rechter nu dus ook formeel de ruimte om bepaald gronden en zaken tijdens de mondelinge behandeling op eigen initiatief naar voren te brengen.  

Bewijs voorafgaand en tijdens de procedure

Voorlopige bewijsverrichtingen

Bewijs kan voorafgaand aan een civiele procedure worden verzameld door middel van voorlopige bewijsverrichtingen, zoals het voorlopig getuigenverhoor, het voorlopig deskundigenverhoor, en de voorlopige plaatsopneming of bezichtiging. Onder het oude bewijsrecht werden dergelijke bewijsverrichtingen afzonderlijk aan de rechter verzocht. Nu kunnen de verschillende verzoeken om bewijsverrichtingen efficiënt worden samengevoegd in één verzoek (artikel 196 – 204 Rv-nieuw). Dit verzoek moet vroegtijdig worden gedaan, zodat partijen worden gestimuleerd om het beschikbare bewijs zoveel mogelijk voorafgaand aan de procedure te verzamelen.

Bewijs tijdens de procedure

Ook is de bewijsverkrijging gedurende de procedure op enkele aspecten gewijzigd. Zo kon de eigen verklaring van een partij op grond van het oude artikel 164 lid 2 in beginsel geen bewijs in haar voordeel op leveren. Deze regel is komen te vervallen waardoor de waardering van dergelijke verklaringen nu aan het vrije oordeel van de rechter is toevertrouwd. 

De wet introduceert ook nieuwe regels omtrent het horen van getuigen en het inschakelen van deskundigen. Zo wordt in artikel 166 lid 2 Rv-nieuw (duidelijker) aan de rechter de mogelijkheid gegeven om door hem aangewezen personen als getuigen op te roepen voor de mondelinge behandeling. Partijen kunnen voorts de rechter verzoeken om, net als bij getuigen, hun eigen deskundige(n) mee te mogen nemen naar de mondelinge behandeling, een getuigenverhoor of een gerechtelijke plaatsopneming (descente) (art. 192 Rv-nieuw).

Inzagerecht in gegevens

Het verkrijgen van getuigenbewijs kan een lastig en tijdrovend proces zijn, terwijl de betrouwbaarheid van het getuigenbewijs niet altijd op voorhand vaststaat. Mede daarom is het inzagerecht in gegevens van belang, om het beschikbare bewijsmateriaal objectiever inzichtelijk te maken.

Met de recente wetswijziging zijn de regels van het recht op inzage in stukken die zich bij een andere partij bevinden verduidelijkt. Zo is nu expliciet vastgelegd dat een partij, zonder tussenkomt van de rechter, zowel tegenover de wederpartij als tegenover derden aanspraak kan maken op inzage. Deze partijen zijn in beginsel gehouden om daaraan mee te werken, tenzij zij zich kunnen beroepen op een verschoningsrecht of gewichtige redenen zich daartegen verzetten (art. 194 Rv-nieuw).

Verder is in de brede formulering van artikel 194 Rv-nieuw gecodificeerd dat de regels omtrent het inzagerecht ook gelden voor moderne vormen van informatie, zoals computerbestanden.

Proces-verbaal van constateringen en conservatoir bewijsbeslag

Met artikel 207 Rv-nieuw is het nu expliciet mogelijk om een deurwaarder te vragen om een zogenaamd ‘proces-verbaal van constateringen’ op te stellen. Een proces-verbaal van constateringen bevat een objectieve beschrijving van feitelijke omstandigheden die de deurwaarder aantreft en levert dwingend bewijs op.

Tot slot, is de mogelijkheid tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag nu wettelijk vastgelegd (art. 205 en 206 Rv-nieuw). Dit is een maatregel die een partij kan nemen om bewijs te veilig te stellen. Om vervolgens inzage te krijgen in het getroffen bewijs, dient nog wel steeds eerst verlof van de voorzieningenrechter te worden verkregen via een (ex parte) verzoekschriftprocedure.

Take-away

De wet modernisering bewijsrecht kan de dynamiek in de civiele procesvoering op bepaalde punten ingrijpend veranderen, met een actievere rol voor partijen en een bredere toegang tot potentieel bewijs. Dit kan procedures efficiënter maken, maar ook leiden tot nieuwe strategische keuzes en complexere bewijsdiscussies.