Per 1 januari 2025 treedt de Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure (de Wagevoe) in werking. Deze wet beoogt de effectiviteit van de geschillenregeling te verbeteren. Die efficiëntieslag wordt in belangrijke mate toegewezen aan de verruiming van de bevoegdheid van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (de Ondernemingskamer). De Wagevoe brengt ook andere relevante aanpassingen met zich die buiten het bereik van deze bijdrage vallen.[1]
De verruiming van de bevoegdheid van de Ondernemingskamer zou moeten leiden tot snellere en efficiëntere procedures bij conflicten tussen aandeelhouders of binnen ondernemingen. Dat klinkt veelbelovend, of moeten we nog ergens rekening mee houden?
De huidige situatie: hoge doorlooptijd van de geschillenregelingsprocedure
In een geschillenregelingsprocedure kan een aandeelhouder vanwege zijn gedragingen verplicht worden zijn aandelen over te dragen aan zijn medeaandeelhouder(s). Die procedure staat bekend als de uitstotingsprocedure. Ook kan een aandeelhouder of de vennootschap vanwege zijn of haar gedragingen verplicht worden de aandelen van een (mede)aandeelhouder over te nemen. Een dergelijke procedure wordt aangeduid als de uittredingsprocedure.
De doorlooptijd van een geschillenregelingsprocedure is hoog. Eerst moet worden vastgesteld of er een grond is voor uitstoting of uittreding. Als die drempel gehaald wordt, moet het aandelenpakket worden gewaardeerd. Daarvoor wordt een onafhankelijke deskundige aangesteld. Dat klinkt als een formele hobbel, maar de praktijk leert dat er nog aanzienlijke tijd kan verstrijken voordat de waardering tot stand komt. Partijen blijven niet bij uitzondering discussiëren (en soms procederen) over de insteek en uitkomst van de waardering.
Daar komt bij dat de procedure nu eerst bij een rechtbank aanhangig moet worden gemaakt en pas in hoger beroep bij de Ondernemingskamer terecht komt. Dat is enkel anders wanneer partijen dat afspreken (prorogatie). Als beide instanties doorlopen moeten worden duurt het dus jaren voordat er uiteindelijk een beslissing is. Waar verhoudingen al slecht waren, worden deze er dan in de tussentijd vaak niet beter op. Dat heeft in de praktijk ook vaak veel waardeverlies tot gevolg.
De enquêteprocedure draait vaak om een exit
De enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer wordt in de praktijk doorgaans niet (enkel) ingezet om een onderzoek naar wanbeleid te starten. Vaak zijn de verhoudingen al behoorlijk verstoord en willen partijen uit elkaar, maar lukt het (door die verstoorde verhoudingen) ook niet om in overleg uit elkaar te gaan. De Ondernemingskamer kan binnen het huidige enquêterecht partijen niet dwingen om uit elkaar te gaan, maar vaak hebben de door de Ondernemingskamer getroffen onmiddellijke voorzieningen wel het effect dat partijen alsnog tot een regeling komen. Lukt dat niet dan, zitten partijen onder het huidige recht dus nog steeds aan elkaar vast.
De vaak gewenste exit van een van de partijen kan de Ondernemingskamer nu dus nog niet afdwingen maar probeert men de partijen in de enquêteprocedure daartoe wel te stimuleren.
Welke wijzigingen brengt de Wagevoe met zich?
De Ondernemingskamer heeft de afgelopen jaren meermaals kenbaar gemaakt graag de bevoegdheid te hebben om partijen in een enquêteprocedure te dwingen uit elkaar te gaan. Dit wordt mogelijk met de invoering van de Wagevoe. Onder de Wagevoe kan een verzoek tot uitstoting of uittreding namelijk rechtstreeks worden ingediend bij de Ondernemingskamer en kan dit gecombineerd worden met een enquêteverzoek, en (eveneens) een verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen.
Daarmee krijgt de Ondernemingskamer dus het instrument om in een enquêteprocedure ook een exit van een aandeelhouder te forceren.
Is daarmee dan alles opgelost?
Onder de Wagevoe wordt de Ondernemingskamer uitsluitend bevoegd om te oordelen over een verzoek onder de (nieuwe) geschillenregeling. In de praktijk zal dit ervoor zorgen dat veel eerder duidelijk wordt of een partij verplicht wordt aandelen over te dragen, dan wel over te nemen. Weliswaar is het nog mogelijk dat cassatieberoep wordt ingesteld, maar de beslissingen van de Ondernemingskamer zijn vaak zo sterk verweven met de feiten dat van een cassatieberoep niet te veel verwacht moet worden.
Een (logisch) gevolg daarvan zou zijn dat het aantal procedures onder de geschillenregeling toeneemt en daarmee vaker aan het waarderingstraject wordt toegekomen, iets wat momenteel nog relatief beperkt is. Relevante vragen en afwegingen bij een waardering zijn dan onder meer de te kiezen waarderingsmethode, hoe om te gaan met normalisaties en de wijze waarop de informatie-asymmetrie tussen betrokkenen wordt beperkt. De Wagevoe lijkt daar niet direct handvaten voor te bieden en mogelijk verschuift de discussie daarmee van de vraag of partijen uit elkaar moeten naar hoe partijen uit elkaar moeten.
Om het risico op langdurige waarderingsdiscussies te beperken is het verstandig daar in een vroeg stadium bij stil te staan. Het verrast dan ook niet dat de Ondernemingskamer richtlijnen voor waarderingsrapporten overweegt die kunnen helpen om waarderingsdiscussies in een vroeg stadium in kaart te brengen.[2] Zo wordt mogelijk ook dat deel van de aanstaande geschillenregeling efficiënter.
[1] Voor een uitvoerige weergave daarvan wordt verwezen naar: https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20240621/publicatie_wet/document3/f=/vme9b06m4yx0.pdf
[2] De Jongh, ‘Navigeren in de Wagevoe’, Ondernemingsrecht 2024/77.