Oplossing schijnzelfstandigheid met het Wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden?

26 juli 2024

In oktober 2023 is een eerste concept wetsvoorstel Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (Wet VBAR) gepubliceerd en ter internetconsultatie aangeboden. Dit wetsvoorstel beoogt een einde te maken aan de problematiek (en onduidelijkheid) omtrent schijnzelfstandigheid. Op dit concept wetsvoorstel is veelvuldig gereageerd (1.111 ingezonden reacties van personen en organisaties). De meeste kritiek kwam op de term ‘inbedding in de organisatie’, wat volgens velen onduidelijk was. Vervolgens is het concept wetsvoorstel op bepaalde punten aangepast – overigens niet op voornoemde term – en op 27 juni jl., met prioriteit voor advisering naar de Raad van State gezonden. Opvallend is dat het aangepaste concept wetsvoorstel op 3 juli jl. ook reeds openbaar is gemaakt, wat niet gebruikelijk is.

De Raad van State bekijkt nu met name of het concept wetsvoorstel uitvoerbaar is en of het strijdigheid met de Grondwet zou kunnen opleveren. Het advies van de Raad van State is niet bindend. De betrokken minister moet vervolgens laten weten hoe hij het advies verwerkt in het daadwerkelijke wetsvoorstel. Het wetsvoorstel kan vervolgens, eventueel met commentaar van de minister, voor stemming naar de Tweede Kamer gaan. Dit hoeft echter niet. Pas als dat gebeurt, wordt nog meer duidelijk over de inhoud van het wetsvoorstel. In ieder geval is de beoogde inwerkingtredingsdatum van de Wet VBAR 1 januari 2026. Of dat ook in deze vorm plaatsvindt (en haalbaar is), is derhalve nog (volledig) onduidelijk. In het hiernavolgende wordt een korte samenvatting van de Wet VBAR gegeven.

Deel 1: WZOP-toets

De Wet VBAR bestaat uit twee onderdelen. Het eerste deel beoogt aan de hand van de zogenoemde ‘WZOP-toets’ te verduidelijken wanneer een persoon kan worden ingehuurd als opdrachtnemer. Daarbij geldt dat:

  • W’: ziet op indicaties die wijzen op werken als werknemer (werkinhoudelijke en organisatorische sturing), te weten:
    • de ‘opdrachtgever’ is bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de ‘opdrachtnemer’ de werkzaamheden moet uitvoeren en de ‘opdrachtnemer’ moet deze ook opvolgen;
    • de ‘opdrachtgever’ heeft de mogelijkheid om de werkzaamheden van de ‘opdrachtnemer’ te controleren en is bevoegd om op basis daarvan in te grijpen;
    • de werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de ‘opdrachtgever’;
    • de werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie;
    • de werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.
  • Z’: ziet op indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (werken voor eigen rekening en risico);
    • de financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de ‘opdrachtnemer’;
    • bij het verrichten van de werkzaamheden is de ‘opdrachtnemer’ zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen.
    • de ‘opdrachtnemer’ is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de ‘opdrachtgever’ niet structureel aanwezig is;
    • de ‘opdrachtnemer’ treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten;
    • er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week.
  • OP’: zijn kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de persoon van de ‘opdrachtnemer’(buiten de arbeidsrelatie gelegen) voor soortgelijke werkzaamheden.
    • de ‘opdrachtnemer’ besteedt tijd en/of geld aan het verwerven van een reputatie en het vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers;
    • de ‘opdrachtnemer’ heeft bedrijfsinvesteringen van enige omvang;
    • de ‘opdrachtnemer’ gedraagt zich administratief als zelfstandig ondernemer (is ingeschreven bij de KVK, is btw-ondernemer en/of heeft recht op de fiscale voordelen van het ondernemerschap (zoals ondernemersfaciliteiten)).

Indien de ‘W’ in zijn geheel ontbreekt, dan kan een opdracht uitgevoerd worden door een zzp’er en is geen sprake van een dienstbetrekking. Indien de ‘W’ (deels) aanwezig is, dan dient vervolgens naar ‘Z’ gekeken te worden. Indien ‘Z’ niet genoeg tegenwicht biedt aan ‘W’, dan kan een opdracht niet ‘buiten dienstbetrekking’ gedaan worden. Indien ‘Z’ zwaarder weegt dan ‘W’, dan kan dat wel. Alleen indien ‘W’ en Z in balans zijn, wordt er gekeken naar ‘OP’.

Deel 2: Rechtsvermoeden

In het tweede deel van het concept wetsvoorstel is een ‘rechtsvermoeden van werknemerschap’ opgenomen. Indien iemand wordt ingehuurd als opdrachtnemer voor minder dan EUR 33 per uur, dan geldt een vermoeden dat deze persoon als werknemer werkzaam is. De wetgever probeert met dit rechtsvermoeden kwetsbare zelfstandigen te beschermen tegen schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst kan overigens geen beroep doen op dit rechtsvermoeden. Wordt er door de werkende een effectief beroep gedaan op het rechtsvermoeden in de civielrechtelijke kwalificatie als arbeidsovereenkomst, dan zal er voor de loonheffingen ook sprake zijn van een dienstbetrekking.

Voor vragen over schijnzelfstandigheid is Annemeijne Zwager graag beschikbaar.