In een recente uitspraak van de Hoge Raad van 15 maart 2024 (ECLI:NL:HR:2024:426) is de volgende vraag aan de orde: kwalificeert de wachtdienst met permanente bereikbaarheid van een groep ambulancemedewerkers als arbeidstijd of rusttijd? De Hoge Raad beantwoordt deze vraag aan de hand van de Arbeidstijdenrichtlijn (Richtlijn 2023/88/EG) en de uitleg die het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) daaraan geeft.
Waar ging deze zaak over?
Werkgever is een ambulancedienst in Drenthe en Friesland, waaronder op Vlieland, Terschelling en Schiermonnikoog. Er zijn ongeveer 120 werknemers in de zogenoemde Waddenpool van de werkgever in dienst. Dit betreft medewerkers die ook diensten moet doen op de Waddeneilanden.
Een ambulancedienst kent een 24/7-beschikbaarheid en -bereikbaarheid, waarbij een landelijke (plan)norm geldt. Deze (plan)norm komt erop neer dat een ambulance bij spoed in 92,4% van de gevallen binnen 15 minuten ter plekke aanwezig moet zijn.
Bij de onderhavige werkgever wordt gewerkt met 24-uursdiensten. Als het ambulancepersoneel op de Waddeneilanden niet onderweg is met de ambulance, mogen zij de 24-uursdienst thuis doorbrengen (zgn. wachtdienst). Het ambulancepersoneel moet onmiddellijk bij een oproep voor een inzet reageren; zij moeten binnen twee minuten in de ambulance zijn. Als zij dit niet halen, moeten zij uitleggen waarom dit het geval is.
De wachtdienst wordt door de werkgever als rusttijd beschouwt. De medewerkers zijn het daar niet mee eens; tijdens de wachtdienst verkeren zij in een permanente staat van paraatheid en kunnen hun tijd niet vrij besteden.
In eerste aanleg hebben zij de kantonrechter om een verklaring voor recht verzocht dat de aan hen opgedragen 24-uursdiensten op de Waddeneilanden als ‘arbeidstijd’ in de zin van de Arbeidstijdenrichtlijn (Richtlijn 2023/88/EG) kwalificeert. Als dat het geval is hebben de dat de medewerkers voorafgaand en volgend op hun dienst recht op een onafgebroken rusttijd van minimaal 11 uur.
De kantonrechter wijst deze vordering toe. Het hof gaat hier niet in mee en wijst deze vordering af. De werknemers gaan hiertegen in cassatie.
Jurisprudentie HvJEU
De Arbeidstijdenrichtlijn definieert de begrippen ‘arbeidstijd’ en ‘rusttijd’. Arbeidstijd is de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken. Rusttijd is de tijd die geen arbeidstijd is.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) heeft nadere uitleg gegeven aan de begrippen ‘arbeidstijd’ en ‘rusttijd’ in de Arbeidstijdenrichtlijn. Uit de rechtspraak van het HvJEU (Radiotelevizija Slovenija) volgt dat een periode waarin de werknemer niet daadwerkelijk activiteiten uitoefent voor zijn werkgever, niet noodzakelijk rusttijd vormt. Onder omstandigheden kan een periode waarin de werknemer niet verplicht is om op zijn werkplek te blijven, maar waarin hij wel permanent bereikbaar moet zijn voor zijn werkgever (een wachtdienst met permanente bereikbaarheid), als arbeidstijd worden aangemerkt. Dat is het geval wanneer uit een totaalbeoordeling van alle omstandigheden van de zaak blijkt dat de verplichtingen die de werknemer worden opgelegd, van dien aard zijn dat zij een objectieve en aanzienlijke impact hebben op zijn mogelijkheden om tijdens die wachtdienst de tijd waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd, vrij in te vullen en aan zijn eigen interesse te besteden.[1]
Het HvJEU heeft handvatten gegeven voor de beoordeling of de verplichtingen die de werknemer krijgt opgelegd van dien aard zijn dat zijn wachtdienst met permanente bereikbaarheid als arbeidstijd moet worden aangemerkt. Daarbij moet in het bijzonder rekening worden gehouden met (i) de tijd waarover de werknemer tijdens de wachtdienst beschikt om zijn beroepsactiviteiten te hervatten vanaf het moment dat de werkgever hierom verzoekt (reactietijd), en, in voorkomend geval, (ii) het gemiddeld aantal interventies dat de werknemer tijdens de wachtdienst daadwerkelijk moet uitvoeren (het gemiddeld aantal interventies).[2]
Beoordeling van de Hoge Raad
De Hoge Raad leidt uit de voornoemde rechtspraak van het HvJEU af dat de wachtdientst van de ambulancemedewerkers als arbeidstijd moet worden aangemerkt en licht toe dat indien de reactietijd – rekening houdend met andere verplichtingen die de werknemer krijgt opgelegd of met faciliteiten die hem worden geboden bij de wachtdienst – in het concrete geval een zodanige impact heeft dat de werknemer objectief en aanzienlijk wordt beperkt in zijn mogelijkheden om tijdens zijn wachtdienstperioden zijn tijd vrij in te vullen, die perioden in principe integraal als arbeidstijd moeten worden beschouwd. Een laag gemiddeld aantal interventies kan daaraan dan niet afdoen, zelfs niet als de werknemer zelden moet interveniëren.[3]
Wilt u meer informatie, neemt u dan contact op met één van onze arbeidsrecht advocaten.
[1] HvJ EU 9 maart 2021, ECLI:EU:C2021:182 (Radiotelevizija Slovenija), punt 37 en 66.
[2] HvJ EU 9 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:182 (Radiotelevizija Slovenija), punt 46.
[3] HR 15 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:426, r.o. 3.2.5.