In een recente uitspraak van de Hoge Raad (HR) van 3 november 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1514, Hoge Raad, 22/04443 (rechtspraak.nl) oordeelt de HR dat elk besluit tot het groepsgewijze inlenen van arbeidskrachten door het aangaan (of verlengen) van raamovereenkomsten met uitzendbureaus op grond van art. 25 lid 1 sub g Wet op de Ondernemingsraden (WOR) ter advisering moet worden voorgelegd aan de ondernemingsraad (OR). Dit is ook het geval als het gaat om een voor de onderneming gebruikelijke groepsgewijze aantrekking van arbeidskrachten en een dergelijk besluit derhalve in lijn is met eerder gevoerd beleid.
Artikel 25 lid 1 sub g WOR is helder opgesteld en bepaalt dat “De ondernemingsraad wordt door de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit tot: (…) g. het groepsgewijze werven of inlenen van arbeidskrachten”
De reden dat het toch van belang is dat de HR in deze uitspraak duidelijkheid heeft gegeven over de reikwijdte van dit artikel is dat er – onder meer – onzekerheid bestond over of een besluit tot het aangaan van raamovereenkomsten voor inlenen van personeel een instemmingsplichtig besluit is. Er zou namelijk kunnen worden beargumenteerd dat dergelijke overeenkomst een regeling op het gebied van aanstellingsbeleid is en derhalve instemmingsplichtig (artikel 27 lid 1 aanhef en sub e WOR). Daarnaast is ook het verschil tussen (incidentele) werving of aanstellen en inlenen in deze HR uitspraak aan de orde gekomen. Immers, de HR heeft geoordeeld dat het werven en inlenen in artikel 25 WOR een verschillend beoordelingskader heeft.
Feiten: In onderhavige zaak heeft de ondernemingsraad (OR) van Albert Heijn Online (AH Online) gevorderd voor recht te verklaren dat AH Online bij de afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het aangaan van de raamovereenkomsten had kunnen besluiten, omdat deze overeenkomsten tot stand zijn gekomen zonder dat de OR daarover heeft geadviseerd (artikel 26 lid 4 WOR).
AH Online leent werknemers in van uitzendbureaus. Daarover maakt AH Online elke twee jaar afspraken die in raamovereenkomsten worden vastgelegd. De OR wil betrokken worden bij de besluitvorming over het aangaan van de raamovereenkomsten omdat de uitzendkrachten bij dat onderdeel van de organisatie vrijwel al het arbeid verrichten.
De Hoge Raad doet de zaak zelf af en wijst het verzoek van de OR toe. De HR oordeelt dat moet worden aangenomen dat de OR een adviesrecht toekomt ten aanzien van elk voorgenomen besluit tot het groepsgewijze inlenen van arbeidskrachten. In geval van groepsgewijs werven van personeel bestaat alleen adviesrecht wanneer sprake is van incidentele werving die afwijkt van eerder beleid.
Gevolgen: Wat zijn de gevolgen voor een werkgever die een adviesplichtig besluit heeft genomen zonder dat de OR om advies is gevraagd? Deze zijn in deze zaak beperkt gebleven omdat de OR alleen een verklaring voor recht heeft gevorderd dat het besluit van AH Online onredelijk was. De raamovereenkomsten waren immers al gesloten en een door de rechter te treffen voorziening kan niet de rechten van derden (in dit geval de uitzendbureaus) aantasten. De OR heeft daarom niet gevorderd AH Online te verplichten het besluit geheel of gedeeltelijk in te trekken of te verbieden dat AH Online doorgaat met uitvoering te geven aan het besluit (artikel 26 lid 5 WOR). Wel helpt het de OR voor de toekomst. Bij het aangaan van nieuwe (raam)overeenkomsten op het gebied van inlening zal de werkgever zich door de OR moeten laten adviseren.