De Hoge Raad oordeelt: Deliveroo-bezorgers zijn werknemers en dus geen zelfstandigen

24 maart 2023

Op 24 maart 2023 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen in de zaak van Deliveroo tegen haar maaltijdbezorgers. Daarmee kwam eindelijk het verlossende antwoord op de vraag of het hof Amsterdam terecht had geoordeeld dat de Deliveroo-bezorgers werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst.

De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof in stand gelaten. Hierdoor is vast komen te staan dat de bezorgers van Deliveroo werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst. Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt volgens de Hoge Raad af van álle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. De omstandigheden dat de bezorgers van Deliveroo vrij waren zich aan te melden indien en wanneer zij dat wilden en dus opdrachten konden weigeren evenals de vrijheid die zij hadden om zich te laten vervangen sluiten op zichzelf het bestaan van een arbeidsovereenkomst dus niet uit.

Consequenties voor de praktijk

Dit arrest bevestigt het uitgangspunt dat op basis van álle omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daarbij kan ook van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt, bijvoorbeeld gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt (of gewerkt heeft) en de duur waarvoor hij zich aan een bepaalde opdrachtgever verbindt. Daarnaast is belangrijk om te realiseren dat het gewicht dat toekomt aan een contractuele bepaling bij de kwalificatie van de overeenkomst mede afhangt van de daadwerkelijk betekenis van die bepaling voor de partij die de werkzaamheden verricht. Zo zal een vrije vervangingsclausule van geringe betekenis zijn indien degene die de werkzaamheden verricht zich in de praktijk slechts incidenteel laat vervangen. Kortom, het wegcontracteren van de ‘persoonlijke arbeidsverplichting’ lijkt niet langer zinvol. Het valt dan ook te verwachten dat de nadruk nog meer zal komen te liggen op de wijze waarop partijen uitvoering geven aan de overeenkomst, waardoor de bedoeling van partijen bij het aangaan daarvan (nog) minder relevant zal zijn.


Deze uitspraak heeft mogelijk grote gevolgen voor de zogenaamde gig economy, waarmee wordt verwezen naar een arbeidsmarkt waarin tijdelijke, flexibele klussen of ‘gigs’ de norm zijn in plaats van traditionele, langdurige arbeidsovereenkomsten. In de gig economy werken mensen vaak als zelfstandige ondernemers of freelancers, en leveren ze op projectbasis hun diensten aan verschillende opdrachtgevers. Met de opkomst van digitale platformen en technologische ontwikkelingen is de gig economy wereldwijd sterk gegroeid. Als gevolg van dit arrest kunnen ook andere platformwerkers werkzaam in de gig economy aanspraak (proberen te) maken op werknemersrechten, wat kan leiden tot veranderingen in de wijze waarop platforms hun platformwerkers zullen inzetten en belonen.


Wat eraan voorafging

In juni 2015 startte maaltijdbezorger Deliveroo in Nederland met haar activiteiten. De Deliveroo-bezorgers werkten in eerste instantie op basis van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, maar in 2018 besloot Deliveroo deze overeenkomsten niet meer te verlengen. Vanaf dat moment ging zij met al haar bezorgers uitsluitend overeenkomsten van opdracht aan, waardoor deze niet meer werden behandeld als werknemers maar als zelfstandigen. FNV stelde zich op het standpunt dat de bezorgers echter nog steeds feitelijk werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst en vorderde in 2019 een overeenkomstige verklaring voor recht bij de kantonrechter Amsterdam. De kantonrechter gaf FNV gelijk en kwam tot het oordeel dat de Deliveroo-bezorgers inderdaad werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst. In hoger beroep werd dit oordeel door het hof Amsterdam bevestigd.

Cassatie(klachten)

Deliveroo stelde tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. Gedurende de cassatieprocedure heeft Deliveroo besloten haar activiteiten in Nederland te beëindigen. Dit had voor de behandeling van de zaak echter geen gevolgen, aangezien Deliveroo het cassatieberoep in de zaak niet heeft ingetrokken.
Deliveroo heeft de Hoge Raad verzocht de uitspraak van het hof te vernietigen en daartoe onder meer aangevoerd dat de bezorgers zich mochten laten vervangen en dat zij de vrijheid hadden al dan niet te werken. Die omstandigheden passen volgens Deliveroo niet bij een arbeidsverhouding.

Conclusie A-G

A-G De Bock heeft de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen en de uitspraak van het hof in stand te laten. In haar conclusie stelt zij onder meer dat het veel belangrijker is hoe het werk organisatorisch is ingebed dan of degene voor wie de werkzaamheden worden verricht een instructiebevoegdheid heeft, omdat het al dan niet bestaan van een instructiebevoegdheid weinig onderscheidend vermogen heeft ten opzichte van de overeenkomst van opdracht.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof in stand gelaten. Hierdoor is vast komen te staan dat de bezorgers van Deliveroo werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst. Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt volgens de Hoge Raad af van álle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. Daarbij kunnen van belang zijn:

  • de aard en duur van de werkzaamheden;
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
  • het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  • de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen;
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  • de hoogte van deze beloningen; en
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt.
    Daarnaast kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt, bijvoorbeeld gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt (of gewerkt heeft) en de duur waarvoor hij zich aan een bepaalde opdrachtgever verbindt. Het gewicht dat bij de kwalificatie van een overeenkomst toekomt aan een contractueel beding hangt volgens de Hoge Raad mede af van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht.

De Hoge Raad heeft zich voorts gebogen over de vraag of aanleiding bestaat voor nadere algemene regels of uitgangspunten om te bepalen of een overeenkomst een arbeidsovereenkomst is, zoals een nadere invulling van het begrip ‘in dienst van’ met de inbedding van het werk in de organisatie of het gebruik van een rechtsvermoeden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Aangezien dit echter de aandacht heeft van de (Europese) wetgever, ziet de Hoge Raad op dit moment geen aanleiding voor rechtsontwikkeling ten aanzien van deze onderwerpen

Heeft u in uw organisatie te maken met zelfstandigen en twijfelt u naar aanleiding van het voorgaande of dit nog steeds op dezelfde wijze mogelijk is? Wij helpen u graag bij deze beoordeling.

Auteur: Annemarth Hiebendaal